9 juni 2023
9 juni 2023
9 juni 2023
9 juni 2023
9 juni 2023
9 juni 2023
15 mei 2023
Cassatievoorzieningen in strafzaken durven nogal eens gekenmerkt te worden door een grote mate van inventiviteit. Meestal draait die inventiviteit op niets uit. Zo ook in het arrest van 21 maart 2023.
De eiser in cassatie was schuldig bevonden aan het misdrijf misbruik van vertrouwen (art. 491 Sw.). Deze schuldigverklaring was het gevolg van het opnemen van bedragen in een rekening-courant van zijn vroegere vennootschap.
Volgens de eiser in cassatie was er geen vuiltje aan de hand. Immers, “er is (…) geen precair bezit van het opgenomen geld aangezien bedragen opgenomen in een rekening-courant in eigendom overgaan naar de rekeninghouder.“ Anders gesteld: ik heb de gelden volledig afhandig gemaakt van de vennootschap, en niet slechts half, dus val mij vooral niet lastig. Het Hof van Cassatie ziet de zaken – terecht – anders.
"Gelden van een vennootschap zijn ter bede toevertrouwd aan haar bestuurders, die deze gelden enkel mogen beheren en besteden in het belang van de vennootschap. Het wanbedrijf misbruik van vertrouwen vereist als materieel constitutief bestanddeel een verduistering of een verspilling. Een verduistering zoals hier bedoeld is een wederrechtelijke toe-eigening van hetgeen ter bede is toevertrouwd. Die verduistering kan aldus bestaan in het feit dat de bestuurder van een vennootschap zich persoonlijk gelden van die vennootschap toe-eigent. Dat deze gelden ingevolge die toe-eigening in eigendom overgaan op die bestuurder, impliceert bijgevolg niet dat het materieel constitutief bestanddeel van het misbruik van vertrouwen niet is vervuld, maar integendeel dat het precies wel is vervuld."
Voor het overige bleek uit de motivering van het bestreden arrest dat “de eiser naar het oordeel van de appelrechters reeds op het moment van de toe-eigening van de gelden van de vennootschap wist dat hij deze gelden niet zou kunnen terugbetalen of daarover geen zekerheid had.“
Eigenlijk zijn dergelijke voorzieningen een verspilling van de toch wel kostbare tijd van het Hof van Cassatie. Positief beschouwd, brengt dit arrest in herinnering – voor wie dergelijke herinnering nodig heeft – dat gelden van een vennootschap geen gelden van bestuurders (noch van aandeelhouders) zijn. En dat al te artificiële juridische “spitsvondigheden” tegen de realiteit botsen die te allen tijde maatgevend moet zijn in het recht.
15 mei 2023
In het vennootschapsrecht is de peildatum de datum waarop de aandelen moeten worden gewaardeerd in het kader van een geschillenregeling.
Het Hof van Cassatie verduidelijkt de omstandigheden waarin de rechter kan afwijken van het logische principe dat de peildatum de datum van overdracht van de aandelen is.
In beginsel is de peildatum inderdaad de datum van de overdracht van de aandelen, aangezien op dat moment in principe ook het economisch risico overgaat.
Bij wijze van uitzondering kan de rechter de peildatum loskoppelen van de datum van overdracht om de waardering van de aandelen te corrigeren. Ook het WVV bevestigt dit principe in de artikelen 2:67 en 2:69.
In het arrest van 31 maart 2023 wordt benadrukt dat de feitenrechter alleen een andere peildatum mag hanteren, wanneer hij in concreto vaststelt dat de omstandigheden die geleid hebben tot de vordering tot overname van de aandelen of het gedrag van de partijen ten gevolge van de vordering, een invloed hebben gehad op de waarde van de aandelen.
In deze zaak besloot de feitenrechter de vordering tot uittreding van een aandeelhouder toe te kennen op basis van een duurzame en ernstige onenigheid. Vervolgens stelde hij de peildatum enkele jaren vroeger vast dan de datum van overdracht.
Het Hof van Cassatie oordeelt dat de feitenrechter zijn beslissing niet conform de wet motiveert wanneer hij zich in zijn motivering beperkt tot een loutere verwijzing naar de vastgestelde ernstige en duurzame onenigheid, zonder precies vast te stellen dat de omstandigheden die geleid hebben tot de vordering tot overname van de aandelen of de (verwijtbare) gedragingen van de partijen ten gevolge van de vordering een invloed hebben gehad op de waarde van de aandelen.
De motivering van de feitenrechter over de concrete omstandigheden van de zaak moet dus nader worden uitgewerkt, zodat de impact daarvan op de waarde van de aandelen duidelijk vaststaat.
30 juni 2022
Il s’agit d’un litige concernant une mission contractuelle qui a été confiée par un donneur d’ordre a un réviseur d’entreprises en vue d’obtenir et examiner une proposition de financement de l’acquisition d’une société A par une société B. Le cabinet du révision avait été nommé commissaire de la société B a l’issue de la création de cette derniere et
aux termes d’une mission relative a un apport en nature a celle-ci.
Le réviseur d’entreprises ne peut que communiquer des attestations ou confirmations opérées avec l’accord écrit de l’entreprise auprès de laquelle il exerce sa fonction ou mission, mais ne peut en aucun cas divulguer d’autres informations, même concernant la santé financière difficile de son client et même avec l’accord de son client. L’exception à l’obligation du secret professionnel relative à la communication d’attestations ou de confirmations ne l’autorise pas à transmettre de telles informations à des tiers mais uniquement à garantir l’exactitude d’informations déjà en possession du destinataire. L’autorisation d’attester ou de confirmer certaines informations ne porte que sur les informations visées par l’accord écrit donné par l’entreprise concernée, à l’exclusion de toute autre information.