30 november 2020

Mag een bedrijfsrevisor die wettelijk verhinderd is, de monitoringopdracht waarnemen in een bedrijfsrevisorenkantoor?

 

  1. De volgende vraag wordt gesteld:

     

    Geachte,

     

    Mag een bedrijfsrevisor die verhinderd is, de monitoringopdracht waarnemen in een bedrijfsrevisorenkantoor?

     

    Alvast bedankt voor de verstrekte informatie dienaangaande.”.

     

           Deze vraag werd tevens overgemaakt aan de Juridische Commissie van het IBR voor verdere analyse.

     

  2. Artikel 19, § 1, 11° van de wet van 7 december 2016 tot organisatie van het beroep van en het publiek toezicht op de bedrijfsrevisoren (hierna: “wet van 7 december 2016”) bepaalt het volgende:

     

    [Onverminderd de verplichtingen die voortvloeien uit de in België toepasselijke (internationale) controlestandaarden, voldoet de bedrijfsrevisor bij de uitvoering van een revisorale opdracht minstens aan de volgende organisatorische vereisten:]

     

     11° de bedrijfsrevisor ziet toe op en evalueert de toereikendheid en doeltreffendheid van zijn systemen, interne kwaliteitscontrolemechanismen en andere regelingen die zijn vastgesteld in overeenstemming met deze wet, met de in België toepasselijke (internationale) controlestandaarden en, in voorkomend geval, met verordening (EU) nr. 537/2014. Hij neemt passende maatregelen om eventuele tekortkomingen te verhelpen. De bedrijfsrevisor voert in het bijzonder jaarlijks een evaluatie uit van het interne kwaliteitsbeheersingssysteem als bedoeld onder 7°. Hij documenteert de bevindingen van deze evaluaties en alle voorgestelde maatregelen om het interne kwaliteitsbeheersingssysteem aan te passen.

      De in het eerste lid bedoelde gedragslijnen en procedures worden gedocumenteerd en aan de werknemers en medewerkers van de bedrijfsrevisor bekendgemaakt.

      Een eventuele uitbesteding van controletaken als bedoeld onder 4° is niet van invloed op de verantwoordelijkheid van de bedrijfsrevisor ten aanzien van de entiteit waarvoor een revisorale opdracht wordt uitgevoerd.”.

     

    De Juridische Commissie is van oordeel dat hieruit volgt dat het de verantwoordelijkheid van de bedrijfsrevisor zelf blijft om een geschikte monitoring te ontwikkelen/organiseren, zelfs al zou hij deze opdracht “laten waarnemen” door een verhinderde bedrijfsrevisor. Dit betreft met andere woorden geen volledige delegatie.

     

    Daarenboven blijkt uit het voorgaande dat de bedrijfsrevisor ook zelf verantwoordelijk is voor het selecteren van een persoon die geschikt is om de monitoringopdracht goed uit te voeren (dit wil zeggen met voldoende en geschikte ervaring en autoriteit om die functie uit te oefenen).

    De monitoringopdracht wordt in ISQC 1 (§ 48-56) beschreven in de rubriek “Monitoring van de beleidslijnen en procedures betreffende kwaliteitsbeheersing van het kantoor”.

     

  3. Vervolgens verwijst het ICCI naar IBR, Advies 2019/16: “ISQC 1 en wet van 7 december 2016: opdrachtgerichte kwaliteitsbeoordeling en monitoring van het intern kwaliteitsbeheersingssysteem – vervanging van Advies 2019/04”, p. 6, dat verduidelijkt hetgeen volgt:

     

    Wanneer de zelfstandig werkende bedrijfsrevisoren of de kleine bedrijfsrevisorenkantoren vanwege hun beperkte omvang het monitoringproces van het intern kwaliteitsbeheersingssysteem niet intern kunnen organiseren, is de Raad van mening dat zij deze monitoringopdracht zouden moeten toevertrouwen aan bedrijfsrevisoren van andere structuren die beantwoorden aan de in paragraaf 48 van ISQC 1 vastgestelde criteria voor de geschiktheid van de persoon belast met de monitoring (dit wil zeggen met voldoende en geschikte ervaring en autoriteit om die functie uit te oefenen).

     

    In dit laatste specifiek geval is de door de Raad aanbevolen hoedanigheid van bedrijfsrevisor als verantwoordelijke voor de beoordeling van het monitoringproces, naar de mening van de Raad, des te belangrijker vanwege het beroepsgeheim met betrekking tot de informatie waartoe hij toegang heeft (meer bepaald de controledossiers tijdens de inspectie of de procedures betreffende de cliëntaanvaarding in het kader van de permanente evaluatie van het intern kwaliteitsbeheersingssysteem). Wij herinneren eraan dat het beroepsgeheim een wettelijke verplichting is waarvan enkel kan worden afgeweken in de strikt in de wet bepaalde gevallen.”.

     

    Inzake voormelde aanbeveling van de Raad van het IBR – in de context wanneer de sole practitioner voor de functie van verantwoordelijke voor de monitoringopdracht een gekwalificeerde externe persoon inschakelt – dat deze persoon een bedrijfsrevisor zou zijn en  dit rekening houdend onder andere met het beroepsgeheim, wordt in het Handboek intern kwaliteitsbeheersingssysteem (ISQC 1 en wet van 7 december 2016) - versie 4.1 – 2020 alsmede in het Handboek kwaliteitsbeheersingssysteem sole practitioner (ISQC 1 en wet van 7 december 2016) versie 4.1 – 2020 het volgende verduidelijkt:

     

    Deze aanbeveling beoogt zowel een bedrijfsrevisor als een wettelijk verhinderde bedrijfsrevisor, maar geldt niet voor de erebedrijfsrevisor aangezien het per definitie een voormalig bedrijfsrevisor betreft. De SP moet erop toezien dat degenen die de opdracht of de opdrachtgerichte kwaliteitsbeoordeling uitvoeren niet bij het inspecteren van het relevant dossier betrokken zijn.”.

     

  4. Het ICCI is derhalve van oordeel dat een wettelijk verhinderde bedrijfsrevisor de monitoringopdracht mag waarnemen in een bedrijfsrevisorkantoor indien deze verhinderde bedrijfsrevisor beantwoordt aan de in paragraaf 48 van ISQC 1 vastgestelde criteria voor de geschiktheid van de persoon belast met de monitoring (dit wil zeggen met voldoende en geschikte ervaring en autoriteit om die functie uit te oefenen) en uiteraard indien deze verhinderde bedrijfsrevisor zijn beroepsgeheim naleeft, dat een wettelijke verplichting is waarvan enkel kan worden afgeweken in de strikt in de wet bepaalde gevallen.

     

    Vervolgens meent de Juridische Commissie dat het passend is dat de bedrijfsrevisor die de monitoringopdracht laat waarnemen door een verhinderde bedrijfsrevisor ook telkens de bron nagaat van de verhindering van desbetreffende verhinderde bedrijfsrevisor, teneinde mede te kunnen uitmaken of deze persoon wel degelijk beantwoordt aan de in paragraaf 48 van ISQC 1 vastgestelde criteria voor de geschiktheid van de persoon belast met de monitoring.

     

  5. Hoewel de uitvoering van de monitoringopdracht geen deel uitmaakt van deze vraag, raadt het ICCI  aan kennis te nemen van het hierboven vermeld ICCI-handboek over monitoring alsook het standpunt (https://www.fsma.be/nl/standpunten) ingenomen door het College van toezicht op de bedrijfsrevisoren over de wijze waarop de paragrafen in ISQC1 aangaande monitoring dienen te worden toegepast.