1 september 2014

Kan het ICCI een duidelijke visie geven omtrent de hieronder geciteerde situatie?

Men is commissaris in een vennootschap en er werd gevraagd om een verslag m.b.t. de uitgifte van aandelen beneden fractiewaarde op te stellen.

 

 

De advocaat in het dossier gaf het volgende advies:

 

“We kunnen bevestigen dat de aandelen, die uitgegeven worden in het kader van de geplande kapitaalverhoging met uitgifte van aandelen zonder nominale waarde onder de fractiewaarde, dezelfde rechten zullen hebben als de bestaande aandelen (H. BRAECKMANS, Handboek Vennootschapsrecht, 576, nr. 1064). De (bestaande en nieuwe) aandelen van X zijn immers niet uitgegeven met een nominale waarde maar met een fractiewaarde. De fractiewaarde wordt bepaald door de breuk tussen het statutaire kapitaal en het totaal aantal uitgegeven aandelen. Elk aandeel (zowel een bestaand aandeel als een nieuw-uitgegeven aandeel) van X vertegenwoordigt een gelijke fractie van het aandelenkapitaal na de kapitaalverhoging. Alle aandelen die door X uitgegeven zullen zijn na de kapitaalverhoging zullen dus een gelijke (fractie-)waarde vertegenwoordigen en overeenkomstig artikel 541 van het Wetboek van vennootschappen / artikel 7:51 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen en artikel 33 van de statuten van de vennootschap zal elk aandeel recht geven op één stem.”.

 

 

Klopt deze redenering?

 

Onder het vroegere W. Venn. stond in artikel 582 W. Venn. nergens  te lezen welke rechtsgevolgen moeten worden verbonden aan de uitgifte van nieuwe aandelen zonder nominale waarde onder de fractiewaarde van de bestaande aandelen. Derhalve waren daaromtrent verscheidene interpretaties mogelijk.

 

Volgens de meest voorkomende interpretatie, wat betreft de vertegenwoordiging van het kapitaal en de uitoefening van de maatschappelijke rechten, werden de nieuwe aandelen gelijkgeschakeld met de bestaande aandelen (zie S. De Geyter, Commentaar bij art. 582 W. Venn., Kluwer, 2005, www.jura.be). Volgens Professor F. Bouckaert vloeit de gelijkschakeling voort uit het feit dat:  “na de kapitaalverhoging het regime van de oude en de nieuwe aandelen door middel van een statutenwijziging volledig wordt eengemaakt en wat de vermogensrechten betreft en wat de lidmaatschapsrechten van de nieuwe aandeelhouders betreft. Die gelijkschakeling heeft precies tot doel een differentiatie van de aandelen volgens kapitaalinbreng uit te sluiten.”. Deze auteur voegt eraan toe dat: “De gelijkstelling wordt ook doorgetrokken naar de winstverdeling en de verdeling van het vereffeningssaldo.” (F. Bouckaert, Notarieel vennootschapsrecht, Deel 2, Antwerpen, Kluwer, 2000, p. 646 e.v.).

Onder het nieuwe WVV heeft de wetgever een einde gemaakt aan deze discussie door in artikel 7:178 WVV voortaan het volgende te bepalen:

Aandelen kunnen worden uitgegeven onder, boven of met de fractiewaarde van de bestaande aandelen van dezelfde soort, met of zonder uitgiftepremie.

  Tenzij de statuten of het besluit tot uitgifte van aandelen anders bepalen, is de fractiewaarde van alle uitgegeven aandelen zonder nominale waarde van dezelfde soort gelijk, ongeacht of zij boven, onder of met de fractiewaarde van aandelen van dezelfde soort worden uitgegeven.”.