30 april 2010

WAT VERSTAAT MEN ONDER "VOORLEGGEN" IN ARTIKEL 143 VAN HET WETBOEK VAN VENNOOTSCHAPPEN / artikel 3:74 van het wetboek van vennootschappen en verenigingen? IS VOORMELD ARTIKEL 143 w. Venn. / artikel 3:74 WVV OOK VAN TOEPASSING IN VZW'S?

Het ICCI verwijst naar een uittreksel van “Artikel 143” van E. Vanderstappen in Artikelsgewijze commentaren vennootschappen en verenigingen (Antwerpen, Kluwer, 2008):

 

Uit de verschillende wijze waarop de termijn die moet worden gerespecteerd door het bestuursorgaan thans is geformuleerd, mag er volgens sommigen niet worden afgeleid dat het niet langer om dezelfde termijn zou gaan, te weten één maand vóór de jaarvergadering.

 

Omwille van de onzekerheid qua interpretatie is het aan te bevelen dat de vennootschap te gelegener tijd het tijdstip van overhandiging afspreekt met de commissaris. Wanneer er geen goede verstandhouding is tussen de commissaris en het bestuursorgaan, waardoor de commissaris vijftien dagen vóór de jaarvergadering de jaarrekening nog steeds niet heeft ontvangen, stelt de commissaris een verslag van niet-bevinding op. Daarin vermeldt de commissaris dat hij de jaarrekening en/of het jaarverslag niet heeft ontvangen, aldus in de onmogelijkheid verkeert om zijn commissarisverslag op te stellen en hij de aandacht van het bestuursorgaan vestigt op het naleven van de wettelijke verplichtingen.”.

 

Bijgevolg is het ICCI van oordeel dat de termijn om documenten voor te leggen een termijn van één maand vóór de jaarvergadering is.

 

Wat de tweede vraag betreft, het Wetboek van vennootschappen en verenigingen bepaalt voor VZW’s enkel de oproepingstermijn van de leden; de wet voorziet niet dat de jaarrekening bij de oproeping moet worden gevoegd.