18 augustus 2010

Kan een bedrijfsrevisor het commissarismandaat aanvaarden in een vennootschap waarvoor een accountant uit het netwerk van de bedrijfsrevisor recentelijk niet-verboden diensten heeft verleend?

 

Indien de diensten verleend door de accountant inderdaad “niet-verboden” diensten zijn, dan is er uiteraard geen probleem. Echter, om de vraag concreet te beantwoorden zou het ICCI de nauwkeurige omschrijving moeten kennen van de aard van de diensten die de accountant heeft verleend aan de vennootschap tijdens de twee jaren voorafgaand aan de benoeming van de commissaris. De omschrijving van de diensten is onvoldoende gedetailleerd om het ICCI toe te laten hierover een standpunt in te nemen. 

 

Artikel 133, § 5 van het Wetboek van vennootschappen / artikel 3:62, § 5 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen bepaalt dat:

Gedurende twee jaar voorafgaand aan zijn benoeming tot commissaris, mag de bedrijfsrevisor of mogen de leden van het netwerk bedoeld in artikel 16/2 waartoe de bedrijfsrevisor behoort, geen prestaties verrichten die zijn onafhankelijkheid als commissaris in het gedrang zouden kunnen brengen.

  Behalve in uitzonderlijke naar behoren gemotiveerde gevallen, zal de bedrijfsrevisor niet als commissaris kunnen benoemd worden wanneer hij of een lid van het netwerk bedoeld in artikel 16/2 waartoe hij behoort, binnen de twee jaar voorafgaand aan de benoeming als commissaris:

  1° regelmatig bijstand heeft verleend of heeft deelgenomen aan het voeren van de boekhouding of aan de opstelling van de jaarrekening of de geconsolideerde jaarrekening van de betrokken vennootschap, van een Belgische vennootschap die haar controleert of één van haar belangrijke Belgische of buitenlandse dochtervennootschappen;

  2° tussengekomen is in de werving van personen die deel uitmaken van een orgaan of van het leidinggevend personeel van de betrokken vennootschap, van een Belgische vennootschap die haar controleert of van één van haar belangrijke Belgische of buitenlandse dochtervennootschappen.”.

 

Hieruit blijkt duidelijk dat, indien de accountant uit het netwerk van de bedrijfsrevisor tijdens de twee voorgaande jaren aan een vennootschap diensten heeft verleend zoals omschreven  

onder 1° of 2° supra, elke bedrijfsrevisor die deel uitmaakt van dit netwerk het mandaat van commissaris in deze vennootschap zal moeten weigeren.

 

Indien de accountant echter andere diensten heeft verleend dan deze omschreven in 1° of 2° supra, zal elke bedrijfsrevisor die deel uitmaakt van het netwerk van de accountant moeten bepalen of hij/zij het mandaat mag aanvaarden. Hiervoor wordt verwezen naar artikel 133/1, § 6 van het Wetboek van vennootschappen / artikel 3:63, § 6 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen.

 

Indien een lid van het netwerk bedoeld in artikel 16/2 [artikel 3:56 WVV] waartoe de commissaris behoort, één van de in paragrafen 2 of 3 bedoelde niet-controlediensten levert aan een onderneming met rechtspersoonlijkheid in een derde land die wordt beheerst door de vennootschap, onderworpen aan de wettelijke controle, beoordeelt de commissaris of zijn onafhankelijkheid in het gedrang zou worden gebracht door de levering van zulke diensten door het lid van het netwerk.

  Als zijn onafhankelijkheid in het gedrang komt, past de commissaris in voorkomend geval veiligheidsmaatregelen toe om de bedreigingen als gevolg van het leveren van zulke diensten in een derde land in te perken. De commissaris mag de wettelijke controle uitsluitend blijven uitvoeren als kan gewaarborgd worden dat het verlenen van deze diensten zijn professionele oordeelsvorming en controleverslag niet beïnvloedt.

  Voor de toepassing van deze paragraaf:

  a) worden betrokkenheid bij de besluitvorming van de vennootschap, onderworpen aan de wettelijke controle, en het leveren van de diensten bedoeld in paragraaf 2, 1° tot 3° in alle gevallen geacht deze onafhankelijkheid in het gedrang te brengen en niet te kunnen worden ingeperkt door welke veiligheidsmaatregel ook;

  b) wordt het verstrekken van de diensten andere dan deze bedoeld in paragraaf 2, 1° tot 3° geacht deze onafhankelijkheid in het gedrang te brengen en worden derhalve veiligheidsmaatregelen nodig geacht om de daardoor veroorzaakte dreigingen in te perken.”.