Is het mogelijk een commissaris retroactief te benoemen in een vennootschap die ten onrechte geen commissaris had benoemd en die de situatie alsnog wil regulariseren?

Gepubliceerd op 17 oktober 2019

beëindiging van het mandaat van commissaris > verstrijken van de duur

Antwoord:

Het gebeurt soms dat een commissaris wordt benoemd door de algemene vergadering om ook de controle op de jaarrekening van een reeds afgesloten boekjaar te verrichten. Volgens het IBR begint het mandaat evenwel niet te lopen vanaf het begin van het boekjaar waarop het eerste verslag van de revisor betrekking heeft. De termijn van drie jaar zal, eventueel afgerond, worden berekend vanaf de effectieve datum van benoeming.

Een bedrijfsrevisor die bv. op 15 februari van jaar N wordt benoemd voor de jaren N-1, N en N+1 zal ook het jaar N+2 in zijn controle mogen opnemen, aangezien de termijn is beginnen lopen vanaf 15 februari jaar N. Het is nuttig te preciseren dat de controle over het boekjaar N-1 gebeurt als bedrijfsrevisor in de vorm van een “bijzondere opdracht”. Het principe van de retroactieve benoeming houdt evenwel een afwijking in van artikel 135 van het Wetboek van vennootschappen / artikel 3:66 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen. In het geval van een retroactieve benoeming zal een commissaris gehouden zijn om controle uit te oefenen over vier boekjaren. Bijgevolg dient een dergelijke benoeming uitzonderlijk te zijn en beperkt tot maximaal één boekjaar bijkomend aan de drie toegelaten boekjaren.

Er wordt tevens verwezen naar de brochure Studies IBR, 2004, De vennootschap en haar commissaris, die beschikbaar is op de website van het Instituut van de Bedrijfsrevisoren:

Vorige pagina

______________________________

Disclaimer: De Stichting Informatiecentrum voor het Bedrijfsrevisoraat (ICCI) geeft op een autonome wijze, dus los van het Instituut van de Bedrijfsrevisoren (IBR), antwoorden op vragen van bedrijfsrevisoren met betrekking tot revisorale opdrachten. Deze adviezen vertegenwoordigen dus niet noodzakelijk het standpunt van de Raad van het IBR. Het formeel standpunt van het IBR kan enkel via de officiële organen, met name de Raad of, in voorkomend geval, het Uitvoerend comité worden ingewonnen. Hoewel het ICCI met de grootste zorgvuldigheid de ontvangen vragen behandelt en hiervoor beroep doet op personen met de vereiste bekwaamheden, wordt ten aanzien van de antwoorden geen enkele waarborg geboden en draagt het geen enkele contractuele en buitencontractuele aansprakelijkheid voor de eventuele schade die zou kunnen voortvloeien uit feitelijke of juridische vergissingen die werden begaan in het kader van de verstrekte antwoorden en informatie. De FAQ’s betreffende de ISA’s, ISRE’s en ISQC 1 werden opgesteld in overleg met de werkgroep ISA & ISQC 1 en de Commissie Normen van het IBR.