Bedraagt de duur van een commissarismandaat in een kleine vzw verplicht drie jaar?

Gepubliceerd op 5 juli 2019

beëindiging van het mandaat van commissaris > verstrijken van de duur

Antwoord:

Overeenkomstig artikel 17, § 5 van de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk, de stichtingen en de Europese politieke partijen en stichtingen artikel 3:47, § 6 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen, is de benoeming van een commissaris in een VZW enkel verplicht voor andere dan kleine VZW’s. De kleine VZW's kunnen evenwel een commissaris benoemen op vrijwillige basis, hetgeen het geval blijkt te zijn in uw VZW krachtens haar statuten.

In de situatie waarin een bedrijfsrevisor wordt benoemd als commissaris van de VZW, bedraagt de duur van zijn mandaat drie jaar en is zijn opdracht bij wet vastgesteld (art. 17, § 7 van de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk, de stichtingen en de Europese politieke partijen en stichtingen / artikel 3:98, § 2  van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen verwijst naar artikel 135 W. Venn. /artikel 3:66 WVV).

De duur van het mandaat van de commissaris in de kleine VZW verplicht drie jaar bedraagt. Deze termijn is tegelijk een dwingende minimum- en maximumtermijn (Prof. Dr. B. Tilleman, Het statuut van de commissaris, ICCI, 2007/2, Brugge, die Keure, p. 103, nr. 183). Bijgevolg is het niet mogelijk een bedrijfsrevisor voor een andere termijn dan drie jaar als commissaris te benoemen.

Zie ook advies.

Vorige pagina

______________________________

Disclaimer: De Stichting Informatiecentrum voor het Bedrijfsrevisoraat (ICCI) geeft op een autonome wijze, dus los van het Instituut van de Bedrijfsrevisoren (IBR), antwoorden op vragen van bedrijfsrevisoren met betrekking tot revisorale opdrachten. Deze adviezen vertegenwoordigen dus niet noodzakelijk het standpunt van de Raad van het IBR. Het formeel standpunt van het IBR kan enkel via de officiële organen, met name de Raad of, in voorkomend geval, het Uitvoerend comité worden ingewonnen. Hoewel het ICCI met de grootste zorgvuldigheid de ontvangen vragen behandelt en hiervoor beroep doet op personen met de vereiste bekwaamheden, wordt ten aanzien van de antwoorden geen enkele waarborg geboden en draagt het geen enkele contractuele en buitencontractuele aansprakelijkheid voor de eventuele schade die zou kunnen voortvloeien uit feitelijke of juridische vergissingen die werden begaan in het kader van de verstrekte antwoorden en informatie. De FAQ’s betreffende de ISA’s, ISRE’s en ISQC 1 werden opgesteld in overleg met de werkgroep ISA & ISQC 1 en de Commissie Normen van het IBR.