23 februari 2011

Is een beroepsvereniging die ressorteert onder de wet van 31 maart 1998, verplicht tot neerlegging van haar jaarrekening?

 

Kan artikel 17, § 4 van de vzw-wet van 27 juni 1921 worden ingeroepen?

Klopt het dat de vzw-wet,  wat het voeren van boekhouding en het opstellen van een jaarrekening betreft, niet van toepassing is, indien een andere wetgeving van toepassing is, gelijkwaardig aan die bepaalt op grond van de vzw-wet?

 

Om op de eerste vraag te antwoorden verwijst het ICCI naar artikel 8, eerste lid, 1° van de wet van 31 maart 1898 op de beroepsverenigingen die stelt dat:

 

[Voor 1 maart van ieder jaar, zendt de vereniging (aan de Minister van Arbeid en Sociale Voorzorg) :]

  1° Een rekening van haar ontvangsten en uitgaven, gesloten op 31 december te voren, en, in voorkomend geval, de rekening van de verrichtingen, door de vereniging gedaan, in uitvoering van nrs 1° tot 5° van artikel 2. Die rekeningen opgemaakt volgens een door de Regering aangenomen model. Voorafgaandelijk worden zij onderworpen aan de goedkeuring der algemene vergadering, na, gedurende vijftien dagen, ten zetel der maatschappij, ter inzage der leden van de vereniging te hebben gelegen; ze worden slechts met toestemming van de vereniging openbaar gemaakt.”.

 

Verder stipuleert pagina 525, randnummer 729 van D. Van Gerven, Handboek Verenigingen, Kalmhout, Biblo, 2004 nog dat:

 

Elk jaar wordt de jaarrekening aan de algemene vergadering voorgelegd vóór 1 maart van het jaar. Te dien einde zal het bestuur van de beroepsvereniging, of een ander daartoe in de statuten aangewezen orgaan, een ontwerp van jaarrekening opstellen, en dit gedurende een periode van ten minste vijftien dagen voorafgaand aan de datum van de algemene vergadering die de jaarrekening moet goedkeuren, op de zetel neerleggen zodat de werkelijke leden er inzage van kunnen nemen.”.

 

Bijgevolg is een beroepsvereniging die ressorteert onder de wet van 31 maart 1898 verplicht om haar jaarrekening ter inzage van haar leden te houden op de zetel van de vereniging. Uit artikel 8, eerste lid, 1° van de wet van 31 maart 1898 op de beroepsverenigingen volgt dat een beroepsvereniging haar jaarrekening niet openbaar moet maken, behoudens de beroepsvereniging zelf beslist om dit wel te doen (D. Van Gerven, Handboek Verenigingen, Kalmhout, Biblo, 2004, 526, nr. 729).

 

Als antwoord op de tweede vraag kan het ICCI antwoorden dat artikel 17, § 4 van de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen niet kan worden ingeroepen bij de beroepsvereniging. De beroepsverenigingen zijn namelijk rechtspersonen die niet onder het toepassingsgebied van de wet van 27 juni 1921 vallen.

______________________________

Disclaimer: Hoewel het Informatiecentrum voor het Bedrijfsrevisoraat (ICCI) met de grootste zorgvuldigheid de ontvangen vragen behandelt en hiervoor beroep doet op personen met de vereiste bekwaamheden, wordt ten aanzien van de antwoorden geen enkele garantie geboden en draagt het geen enkele contractuele en buitencontractuele aansprakelijkheid voor de eventuele schade die zou kunnen voortvloeien uit feitelijke of juridische vergissingen die werden begaan in het kader van de verstrekte antwoorden en informatie. Het antwoord wordt alleen in de taal van de vraagsteller overgenomen. De lezer en in het algemeen de gebruiker van dit antwoord blijft als enige verantwoordelijk voor het gebruik daarvan.