13 april 2010

 

Is de inbreng van een bedrijfstak mogelijk - die momenteel opereert als bijkantoor van een Franse vennootschap - met een netto-actief van 0 EUR  en aandelen uit te geven zonder verhoging van het kapitaal?

 

Het bijkantoor heeft geen eigen “netto-actief” waarde, hetgeen normaal is gezien het “eigen vermogen” van een bijkantoor in feite bestaat uit de lopende rekening van de Franse vennootschap, waarnaar trouwens ieder jaar het resultaat van het boekjaar wordt overgeboekt.

 

Bijgevolg veronderstelt het ICCI dat de Franse vennootschap het saldo van haar lopende rekening (in de veronderstelling dat dit inderdaad een creditsaldo is) kan inbrengen in de vorm van een kapitaalverhoging bij de Belgische NV, te vergoeden met uitgifte van nieuwe aandelen. Na deze inbreng zal de vordering van de Franse vennootschap (het equivalent van haar lopende rekening in het bijkantoor) de facto worden omgezet in een deelneming in de Belgische NV.

 

Het ICCI ziet in principe de mogelijkheid niet om nieuwe aandelen uit te geven zonder enige verhoging van het maatschappelijk kapitaal, dit in vergoeding van een inbreng met een nulwaarde. Deze vergoeding zou strijdig zijn met de gelijkheid tussen de aandeelhouders.

 

Indien men evenwel kan aantonen dat deze boekhoudkundige nulwaarde  –  of zelfs in een situatie waar men een boekhoudkundig negatief netto-actief heeft  –  onderschat is als gevolg van het bestaan van niet-uitgedrukte meerwaarden op activa of van een immateriële “cliënteel”-waarde, kan men met deze elementen geheel of gedeeltelijk rekening houden, doch men moet steeds tot een positieve inbrengwaarde komen om het nominaal kapitaal te verhogen. Bij het bepalen van het aantal toe te kennen nieuwe aandelen kan evenwel worden rekening gehouden met het niet-uitgedrukte deel van voormelde meerwaarden. Dit moet blijken uit het revisoraal verslag over de inbreng. 

 

Het ICCI doet opmerken dat men in dergelijke situatie de fiscale impact dient te onderzoeken van de door de Franse vennootschap de facto gerealiseerde meerwaarde bij de inbreng van haar bijkantoor.

 

Voor zover nuttig, verwijst het ICCI naar de publicatie Studies IBR, Inbreng in natura. Praktische toepassingsgevallen (Brugge, die Keure, 2006, p. 125), waar commentaar wordt gegeven met betrekking tot een enigszins vergelijkbare situatie.

______________________________

Disclaimer: Hoewel het Informatiecentrum voor het Bedrijfsrevisoraat (ICCI) met de grootste zorgvuldigheid de ontvangen vragen behandelt en hiervoor beroep doet op personen met de vereiste bekwaamheden, wordt ten aanzien van de antwoorden geen enkele garantie geboden en draagt het geen enkele contractuele en buitencontractuele aansprakelijkheid voor de eventuele schade die zou kunnen voortvloeien uit feitelijke of juridische vergissingen die werden begaan in het kader van de verstrekte antwoorden en informatie. Het antwoord wordt alleen in de taal van de vraagsteller overgenomen. De lezer en in het algemeen de gebruiker van dit antwoord blijft als enige verantwoordelijk voor het gebruik daarvan.