25 oktober 2019

  1. Inzake de interpretatie van artikel 22 van de wet van 7 december 2016 tot organisatie van het beroep van en het publiek toezicht op de bedrijfsrevisoren (hierna: “wet van 7 december 2016”), begrijpt men het volgende:

 

  • Het is niet langer vereist om zaakvoerder of vennoot te zijn om het bedrijfsrevisorenkantoor te kunnen vertegenwoordigen, en dit op basis van het zinsdeel “anderszins aan het kantoor verbonden” vermeld in artikel 22 van de wet van 7 december 2016;
  • De voorwaarde is dat men niet als werknemer verbonden is aan het kantoor maar wel via een zelfstandige samenwerkingsovereenkomst;
  • Indien er een bijzondere volmacht wordt overeengekomen, dient deze niet te worden gepubliceerd door het bedrijfsrevisorenkantoor;
  • Voor commissarismandaten resulteert dit in de benoeming van deze vaste vertegenwoordiger door de algemene vergadering van de cliënt en zal deze derhalve worden gepubliceerd;
  • Wat betreft de éénmalige opdrachten die worden ondertekend door deze vaste vertegenwoordiger, zal er geen publicatie plaatsvinden maar verdient het de aanbeveling om duidelijk in de handtekening te verwijzen naar de vertegenwoordiging (bijvoorbeeld als volgt: BVBA XYZ vertegenwoordigd door de heer X anderszins aan de BVBA XYZ verbonden).

 

De vraag wordt gesteld of het begrip dienaangaande correct is.

 

2. Artikel 22, § 1, eerste lid van de wet van 7 december 2016 bepaalt het volgende:

 

Telkens wanneer een revisorale opdracht wordt toevertrouwd aan een bedrijfsrevisorenkantoor, dient dat bedrijfsrevisorenkantoor een bedrijfsrevisor-natuurlijk persoon als vaste vertegenwoordiger aan te stellen. Deze bedrijfsrevisor-natuurlijk persoon dient als vennoot of anderszins aan dat kantoor verbonden te zijn, en is belast met de uitvoering van deze opdracht in naam en voor rekening van het bedrijfsrevisorenkantoor. Bij de uitvoering van deze revisorale opdracht heeft de bedrijfsrevisor-natuurlijk persoon die het bedrijfsrevisorenkantoor vertegenwoordigt, als enige de handtekeningsbevoegdheid voor rekening van het bedrijfsrevisorenkantoor. Hij wordt actief betrokken bij de uitvoering van de revisorale opdracht.”.

 

Vervolgens verwijst het ICCI naar IBR, Vademecum Deel I: Rechtsleer, Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 2009, p. 98 en 99 dat verduidelijkt hetgeen volgt.

 

 

 

 

 

De term “anderszins” komt in de Auditrichtlijn (richtlijn 2006/43/EG ( [1] )) voor in artikel 17, 1. e) betreffende de gegevens van het openbaar register van auditkantoren:

 

e) naam en registratienummer van alle wettelijke auditors die bij het auditkantoor werkzaam zijn of die als vennoot of anderszins aan het kantoor verbonden zijn.” (in het Frans: nom et numéro d’enregistrement de tous les contrôleurs légaux des comptes employés par le cabinet ou en relation en tant qu’associé ou autre).

 

Uit de formulering “bij het auditkantoor werkzaam zijn of die als vennoot of anderszins aan het kantoor verbonden zijn (in het Frans: “employés par le cabinet ou en relation en tant qu’associé ou autre”) kan worden afgeleid dat “een persoon die anderszins aan het kantoor verbonden is” geen arbeidsovereenkomst met het kantoor kan hebben.

 

Een bijkomend argument voor de stelling dat een bedrijfsrevisor met een arbeidsovereenkomst (de bedrijfsrevisor-werknemer) onder de nieuwe wetgeving niet kan optreden als vaste vertegenwoordiger van een bedrijfsrevisorkantoor vloeit voort uit het feit dat hem geen handtekeningsbevoegdheid voor rekening van het bedrijfsrevisorenkantoor dat zijn werkgever is kan worden toegekend (art. 22, § 1, vierde lid wet van 7 december 2016).

 

Derhalve kan worden gesteld dat de vaste vertegenwoordiger van een bedrijfsrevisorenkantoor voor revisorale opdrachten en controleopdrachten steeds een bedrijfsrevisor natuurlijke persoon dient te zijn die rechtstreeks of onrechtstreeks (1) vennoot, zaakvoerder of bestuurder van het kantoor is  (2) die op zelfstandige basis verbonden is met het kantoor.

 

Op voorstel van de Juridische Commissie onderschrijft de Raad van het Instituut voormelde argumentatie op grond van de aansprakelijkheidsproblematiek. De Raad van het Instituut merkt immers op dat een bediende op grond van artikel 18 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten enkel aansprakelijk is voor een zware fout of voor een herhaaldelijke lichte fout.

 

Overeenkomstig het artikel 1384, derde lid van het Burgerlijk Wetboek kan de werknemer zich bovendien keren tegen zijn werkgever voor de door hem veroorzaakte schade. Bijgevolg zou een natuurlijke persoon die, als werknemer een revisoraal verslag zou ondertekenen, een beperktere aansprakelijkheid dragen, en aldus, in bepaalde omstandigheden, kunnen genieten van een minder strikte toepassing van het aansprakelijkheidsrecht terwijl het Wetboek van vennootschappen  en het Wetboek van vennootschappen en verenigingen voorziet in een aansprakelijkheid die vergelijkbaar is met deze van de bestuurders voor dezelfde feiten ( [2] ).

 

Niets belet evenwel een bedrijfsrevisor die een arbeidsovereenkomst heeft om in eigen naam en voor eigen rekening beroepsactiviteiten uit te oefenen, in de mate dat zulks mogelijk is binnen zijn arbeidsovereenkomst en hij de nodige stappen heeft gezet om het zelfstandig beroep als bijkomende activiteit te kunnen uitoefenen (aanvraag van een B.T.W.-inschrijving, sociale zekerheid, enz.). De betrokken confrater zal dan het beroep gedeeltelijk met een deeltijdse arbeidsovereenkomst uitoefenen, en voor het resterende deel in de hoedanigheid van zelfstandige.

 

In de laatste hypothese moet de bedrijfsrevisor, vooraleer hij een opdracht aanvaardt, erop toezien dat hij, overeenkomstig de regels van de beroepsdeontologie, beschikt over de bekwaamheid, de medewerking en de tijd, vereist om de opdracht naar behoren te kunnen uitoefenen (art. 13, § 1 wet 7 december 2016). In het raam van die activiteit als zelfstandige, kan de confrater ook een samenwerkingsverband aangaan met de vennootschap die hem tewerkstelt. Om elke verwarring te vermijden, gaat men er evenwel van uit dat die samenwerking niet gratis mag worden uitgeoefend, en dat de betrokken revisor zijn controleprestaties in zulk geval zelf zal verrichten.

 

Uit het voorgaande volgt dat de vaste vertegenwoordiger van een bedrijfsrevisorenkantoor voor revisorale opdrachten en controleopdrachten steeds een bedrijfsrevisor natuurlijke persoon dient te zijn die rechtstreeks of onrechtstreeks (1) vennoot, zaakvoerder of bestuurder van het kantoor is of (2) op zelfstandige basis is verbonden met het kantoor (dus geen bedrijfsrevisor-werknemer).

 

3. Indien het ICCI de vraagstelling goed begrijpt door te stellen dat een bijzondere volmacht wordt overeengekomen tussen te partijen (i.e. inter partes), met name tussen het bedrijfsrevisorenkantoor en de bedrijfsrevisor natuurlijke persoon die op zelfstandige basis is verbonden met het bedrijfsrevisorenkantoor, dan kan het ICCI bevestigen dat deze bijzondere volmacht niet dient te worden gepubliceerd door het bedrijfsrevisorenkantoor.

 

4. Vervolgens stipuleert artikel 132 van het Wetboek van vennootschappen / artikel 3:60 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen:

 

Ingeval een bedrijfsrevisorenkantoor als bedoeld in artikel 3, 2°, van de wet van 7 december 2016 tot organisatie van het beroep van en het publiek toezicht op de bedrijfsrevisoren, of een geregistreerd auditkantoor wordt aangesteld als commissaris, wordt ten minste één bedrijfsrevisor-natuurlijk persoon aangesteld als vaste vertegenwoordiger van het bedrijfsrevisorenkantoor of van het geregistreerd auditkantoor met handtekeningsbevoegdheid.

  Voor de aanstelling en de opdrachtbeëindiging van de vaste vertegenwoordiger van het bedrijfsrevisorenkantoor of van het geregistreerd auditkantoor die als commissaris wordt benoemd, gelden dezelfde bekendmakingregels als wanneer deze vaste vertegenwoordiger die opdracht in eigen naam en voor eigen rekening zou vervullen.

 

Het ICCI kan derhalve bevestigen dat voor de aanstelling en de opdrachtbeëindiging van de vaste vertegenwoordiger van het bedrijfsrevisorenkantoor die als commissaris wordt benoemd, door de gecontroleerde vennootschap dient te worden gepubliceerd in de Bijlagen bij het Belgisch Staatsblad (art. 132 juncto 74, 2°, b) W. Venn. / art. 3.60 juncto 2:8, § 1, 5°, b) WVV

 

5. Wat betreft de éénmalige opdrachten / bijzondere opdrachten die worden ondertekend door de vaste vertegenwoordiger, kan het ICCI tevens bevestigen dat er geen publicatie van diens aanstelling of opdrachtbeëindiging in de Bijlagen bij het Belgisch Staatsblad dient plaats te vinden, maar dat het inderdaad tot de aanbeveling strekt om duidelijk in de handtekening te verwijzen naar de vertegenwoordiging (bv. als volgt: BVBA “XYZ” vertegenwoordigd door de heer/mevrouw “X” anderszins aan de BVBA “XYZ” verbonden).

______________________________

Disclaimer: Hoewel het Informatiecentrum voor het Bedrijfsrevisoraat (ICCI) met de grootste zorgvuldigheid de ontvangen vragen behandelt en hiervoor beroep doet op personen met de vereiste bekwaamheden, wordt ten aanzien van de antwoorden geen enkele garantie geboden en draagt het geen enkele contractuele en buitencontractuele aansprakelijkheid voor de eventuele schade die zou kunnen voortvloeien uit feitelijke of juridische vergissingen die werden begaan in het kader van de verstrekte antwoorden en informatie. Het antwoord wordt alleen in de taal van de vraagsteller overgenomen. De lezer en in het algemeen de gebruiker van dit antwoord blijft als enige verantwoordelijk voor het gebruik daarvan.