Laten we dit artikel beginnen met een beetje geschiedenis.
We moeten terug naar de wet van 16 augustus 1887 tot oprichting van de Nijverheids- en arbeidsraad om de oorsprong te vinden van de ondernemingsraden zoals we die vandaag de dag kennen. Deze wet geeft deze raden, waarin ondernemingshoofden en werknemersvertegenwoordigers met een verkiesbaar mandaat zetelen, een quasi publiekrechtelijke status. Zij vertrouwt hen een samenwerkingsopdracht toe in het belang van het beroep en belast hen met het voorkomen of beslechten van geschillen die zich in de industrie kunnen voordoen. Deze wet van 1887 raakte geleidelijk in onbruik maar zou pas verdwijnen met de wet van 20 september 1948 houdende organisatie van het bedrijfsleven.
De eerste sociale wetten werden ingevoerd tijdens de parlementaire zitting 1886-1887: de wet van 16 augustus 1887 tot oprichting van de Nijverheids- en arbeidsraad, belast met informatieve, raadgevende en bemiddelende taken inzake collectieve conflicten; de wet van 16 augustus 1887 houdende reglementering van de betaling van het loon aan de arbeiders; en de wet van 18 augustus 1887 betreffende de onoverdraagbaarheid en de niet-vatbaarheid voor beslag van de arbeidslonen. Andere wetten zullen volgen: de wet van 1887 houdende verbod op de betaling van loon in natura of door middel van aankoopbonnen, en houdende verplichting tot betaling van het loon “in metalen geld en papiergeld welke wettig betaalmiddel zijn”; de wet van 1888 betreffende de inspectie en beveiliging van de inrichtingen, de wet van 1889 op vrouwen- en kinderarbeid, enz.
Een andere mijlpaal in de geschiedenis: de sociale zekerheid zoals wij die vandaag de dag kennen, is ontstaan tijdens de oorlog 1940-1945: “in oktober 1941 namen enkele leidinggevenden van werkgevers- en werknemersorganisaties en enkele voormalige leidinggevende ambtenaren het initiatief voor een informeel netwerk met de bedoeling om de contacten tussen werkgevers en arbeiders tijdens de bezetting gaaf te houden. Daarom werd een “Werkgevers-Arbeiderscomité” opgericht.”1
“De dag dat Duitsland het Ardennenoffensief inzette, op 28 december 1944, wordt De “Besluit-Wet op de sociale zekerheid”, gepatroneerd door Achille Van Acker, de nieuwe Minister van Arbeid en Sociale Voorzorg die ook aan het overleg had deelgenomen, en ondertekend door Prins Karel, die op dat moment regent was in afwachting van de terugkeer van de Koning (BS 30 december 1940). .../... Enkele basisprincipes van de sociale zekerheid werden stevig verankerd. Het systeem is gebaseerd op een solidariteit onder werknemers en werkgevers. Vertegenwoordigers van beide groepen kregen een belangrijke rol toebedeeld in het (paritair) beheer van de sociale zekerheid. Socialezekerheidsrechten werden in regel opgebouwd door het verplicht betalen van sociale bijdragen. Deze sociale bijdragen worden verdeeld door een centrale inningsdienst, de Rijksdienst voor Maatschappelijke Zekerheid (nu de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid).”2.
En even later verschijnt de wet van 20 september 1948 houdende organisatie van het bedrijfsleven (bekendgemaakt op 27 september 1948) die onder meer de ondernemingsraad instelde. Deze wet is, 76 jaar later en na enkele kleine wijzigingen, in 2024 nog steeds van kracht.
Als wij de parlementaire werkzaamheden van deze wet nader belichten (wetsontwerp nr. 50, zittijd 1947-1948)3, vallen er enkele belangrijke punten op:
“Volgens de traditionele opvatting zijn de arbeiders ten dienste van de onderneming; men mag niet zeggen dat ze buiten de onderneming staan, ze zijn “de voorwerpen” van de onderneming.”
“In dit opzicht is het zeker dat de stichting van de Ondernemingsraden, een structuurhervorming van een bijzonder belang is. Ze verwezenlijkt een beslissende stap in de stichting van een nieuw recht van de onderneming dat de nauwe en vruchtbare samenwerking van de machten van arbeid en kapitaal zal toelaten.
“De hierboven bepaalde juridische grondslag van de hervorming gaat gepaard met een tegelijkertijd technische en psychologische grondslag.
“De evolutie van de industriële techniek heeft meer en meer het begrip van de arbeid “gedepersonaliseerd”. De meester of de gezel van eertijds die in zijn arbeid de ganse zin van zijn personaliteit belichaamde, heeft de plaats geruimd voor de fabriekwerker, naamloos raderwerk. De ontgoochelde psychologie van de arbeider, zoals het onlangs door experimenten duidelijk bewezen werd, heeft zeker noch het rendement noch de verstandhouding in de onderneming begunstigd. Bijgevolg, indien men bij de arbeiders het bewustzijn van hun personaliteit en de zin van de productiviteit wil in ere herstellen, betaamt het ze te doen delen in het economisch leven van hun onderneming waarvan zij een even onmisbaar orgaan zijn dan diegene die er tot hiertoe het bestuur en het bezit, of het bestuur alleen, van gehad hebben.”
“Eén van de bijzondere opdrachten van de Ondernemingsraden moet zijn het personeel te doen deelnemen aan de krachtinspanningen zich door het ondernemingshoofd getroost, om de organisatie en de arbeidsvoorwaarden te verbeteren en de opbrengst van de onderneming te begunstigen.”
“Verder moet de Raad een adviserend orgaan zijn, bezorgd om de ontwikkeling van de collaboratiegeest, tussen ondernemingshoofd en personeel te begunstigen en om de onderneming aanbelangende sociale conflicten goed te maken.
“Ten slotte, zal de Raad kunnen deelnemen aan de studie van de sociale vraagstukken betreffende de beroepsoriëntering en de vorming van de leerjongens.”
“Daarom zal het ondernemingshoofd verplicht zijn driemaandelijks inlichtingen van algemene aard aangaande de gang van de onderneming aan de Raad te overhandigen.
“Bij het sluiten van het boekjaar, zal de Raad in ‘t bezit gesteld worden van de rekenplichtige documenten die hem kunnen inlichten aangaande de door de onderneming behaalde uitslagen en zal hij het recht hebben deze documenten te laten onderzoeken hetzij door een deskundige gekozen op een lijst, eenparig door de organisaties van ondernemingshoofden en door de organisaties van arbeiders samengesteld, hetzij door een deskundige door een door deze organisaties eenparig aangenomen inrichting.
“Bij het uitvoeren van zijn opdracht zal de deskundige, dat spreekt vanzelf, ertoe gehouden zijn het beroepsgeheim te eerbiedigen en zich te beperken tot het goedkeuren of het afkeuren van de in de hem voorgelegde documenten vervatte vermeldingen, zich onthoudend aan de Raad inlichtingen te geven die buiten het voorwerp van zijn opdracht liggen en waarvan de bekendmaking schadelijk aan de belangen van de onderneming zou zijn.
“Dit systeem laat de Raad toe een werkelijk doeltreffend recht van toezicht uit te oefenen op de bedrijvigheid van de onderneming, zonder dat zijn inmenging enig nadeel aan de belangen van de onderneming zou kunnen berokkenen.
“Wanneer de twee tegenwoordig in uitwerking zijnde hervormingen strekkende tot de inrichting van ondernemingsrevisoren en tot een type-rekenplichtige-registratie, door de wetgeving zullen bekrachtigd zijn, zullen ze zich kunnen integreren in het in onderhavig ontwerp vastgelegd systeem, om er een volledige soepelheid en doeltreffendheid aan te verzekeren.”
De filosofie van deze principes (het recht op informatie, het delen van informatie tussen de onderneming en haar werknemers, het recht van toezicht op de bedrijvigheid van de onderneming zonder hieraan nadeel te berokkenen, de vertegenwoordiging van het personeel, de tussenkomst van een deskundige om boekhoudkundige gegevens te analyseren, het beroepsgeheim van deze deskundige, een aangepast boekhoudkundig referentiestelsel) blijft relevant, zelfs als het taalgebruik van toen vandaag de dag misschien schokkend kan zijn.
Met betrekking tot de in dit wetsontwerp gehanteerde term “deskundige”, verschijnt een eerste spoor van het beroep van bedrijfsrevisor in een wetsontwerp van 1939 over “de bescherming van de spaarders” (met een “erkend commissaris”) en vervolgens in een wetsontwerp van 3 maart 1947 houdende de oprichting van een Instituut der Bedrijfsrevisoren4 (IBR). In de parlementaire werkzaamheden van 19485 en 19476 (die hebben geleid tot de wet van 20 september 1948) verschijnen het beroep van bedrijfsrevisor (de deskundige aangesteld om boekhoudkundige gegevens te analyseren) en het toekomstige “Instituut van de Bedrijfsrevisoren” dat zal worden opgericht door de wet van 22 juli 1953. Aan het einde van de oorlog 1940-1945 kan worden afgeleid dat het ontstaan van het beroep van bedrijfsrevisor nauw verbonden is met de oorsprong van de wet houdende organisatie van het bedrijfsleven en met de oprichting van de ondernemingsraad. En de geschiedenis gaat verder met de wijzigingen aan de norm inzake de opdracht bij de ondernemingsraad en de redactie van de brochure met “24 praktische tips voor de bedrijfsrevisor, het ondernemingshoofd en de werknemersvertegenwoordiger”, die hieronder7 zal worden besproken en waarvan het IBR de spil was.
De rol van de ondernemingsraad en de rol van de bedrijfsrevisor ten aanzien van de ondernemingsraad werd dus vastgelegd in de wet van 20 september 1948.
Het is pas met het koninklijk besluit van 27 november 1973, zijnde 25 jaar na de wet van 1948, dat de aan de ondernemingsraad te verstrekken economische en financiële inlichtingen worden geregeld. Er dient te worden opgemerkt dat dit koninklijk besluit in 2023 zijn 50-jarig jubileum heeft gevierd en sindsdien ongewijzigd is gebleven (met uitzondering van een toevoeging in 1981 met betrekking tot de inlichtingen omtrent de impact van de fiscale en sociale steunmaatregelen voor ondernemingen en de geconsolideerde jaarrekening). Ter gelegenheid van dit jubileum hadden we kunnen hopen op een opfrissing van de tekst om deze in overeenstemming te brengen met de realiteit van vandaag de dag op het gebied van te verstrekken inlichtingen. Wij denken hierbij onder meer aan het schrappen van de vermelding van het rekeningstelsel, dat geen nut heeft voor de ondernemingsraad; het aanpassen van de lijst met te verstrekken inlichtingen en terminologie aan de specifieke kenmerken van de non-profitsector; het opnemen van andere gegevens dan de “kostprijs” (term gehanteerd in de traditionele industriesector); het opnemen van de begrippen “continuïteit” en “herstructurering”, enz. Sinds 1973 zijn de omgeving en informatiebehoeften immers sterk veranderd!
Een ondernemingsraad moet worden opgericht in elke onderneming (ongeacht de rechtsvorm) die gemiddeld ten minste 100 werknemers (in voltijdse equivalenten of VTE) tewerkstelt. De ondernemingsraad moet hernieuwd worden in elke onderneming die gemiddeld ten minste 50 werknemers (in VTE) tewerkstelt.
In elke onderneming waar een ondernemingsraad werd opgericht krachtens de wet van 20 september 1948, met uitzondering van de gesubsidieerde onderwijsinstellingen, worden één of meer bedrijfsrevisoren benoemd. Wanneer een bedrijfsrevisor werd aangesteld, wordt deze opdracht automatisch toegekend aan de commissaris (art. 3:87 WVV)8. Aangezien de taken van een commissaris en die van een bedrijfsrevisor in de ondernemingsraad nauw met elkaar verbonden zijn, is het immers efficiënter om deze taken aan dezelfde persoon toe te vertrouwen.
De opdracht van deze bedrijfsrevisoren ten aanzien van de ondernemingsraad, alsook de voordracht, benoeming, vernieuwing van het mandaat en ontslag van deze bedrijfsrevisoren, wordt beheerst door de artikelen 3:83 tot 3:95 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen (WVV), met betrekking tot de controle in vennootschappen waar een ondernemingsraad werd opgericht. Voor (i)vzw’s en stichtingen (en andere entiteiten dan vennootschappen) gelden in feite dezelfde regels krachtens artikel 15bis, tweede lid van de wet van 20 september 1948.
Artikel 15 van de wet van 20 september 1948 omschrijft de rol van de ondernemingsraad.
De rol van de ondernemingsraad kan worden samengevat in verschillende types van bevoegdheden over verschillende thema’s (werkgelegenheid en arbeidsorganisatie, arbeidsvoorwaarden en verloning, privéleven en nieuwe technologieën, gebeurtenissen of beslissingen die de arbeidsorganisatie en arbeidsvoorwaarden zouden kunnen wijzigen, de eventuele uitoefening van de bevoegdheden van het CPBW9)10:
De hierboven beschreven opdrachten vloeien uitsluitend voort uit federale normen (wetten, besluiten, cao’s gesloten in de Nationale Arbeidsraad). Het betreft dus opdrachten die aan alle ondernemingsraden toekomen, ongeacht waar ze in België gevestigd zijn. De opdrachten die in voorkomend geval, aan de ondernemingsraad zijn toegekend, door normen uitgevaardigd door de deelstaten van de Belgische Staat, worden niet behandeld.
Om de uitvoering van zijn taken op het vlak van financiële en boekhoudkundige gegevens te waarborgen, wordt de ondernemingsraad bijgestaan door de bedrijfsrevisor. In het WVV wordt de rol van de bedrijfsrevisor als volgt omschreven (art. 3:83 WVV):
“In elke vennootschap waar een ondernemingsraad moet worden opgericht krachtens de wet van 20 september 1948 houdende organisatie van het bedrijfsleven, met uitzondering van de gesubsidieerde onderwijsinstellingen, worden één of meer bedrijfsrevisoren benoemd met als taak:
De bedrijfsrevisoren oefenen dezelfde taken uit met betrekking tot de in artikel 3:12, § 1, 8°, bedoelde sociale balans.”
Het is zowel een rol van certificering van bepaalde inlichtingen, maar ook en vooral een pedagogische rol om bepaalde gegevens of inlichtingen te verklaren.
Om deze opdracht bij de ondernemingsraad uit te voeren, dient de bedrijfsrevisor uiteraard alle beroepsnormen en deontologische basisregels na te leven zoals voor elke opdracht.
Daarnaast werd een specifiek normatief kader gedefinieerd voor de opdrachten bij de ondernemingsraad. Zo werden op 7 februari 1992 door de Raad van het IBR de eerste normen ter zake goedgekeurd, toepasselijk met ingang van 1 maart 199211; ze werden op 6 december 2002 door de Raad van het IBR bijgewerkt naar aanleiding van de aanpassingen aan het Wetboek van vennootschappen en zijn uitvoeringsbesluiten.
Als gevolg van enerzijds de algemene evolutie van het juridisch, normatief en beroepskader (de externe kwaliteitscontrole van het beroep, de invoering van de ISA’s, het nieuwe Wetboek van vennootschappen en verenigingen, de economische context, de publicatie van de gids met 24 praktische tips, enz.), en anderzijds de evolutie van de relaties tussen de sociale partners en in de economie in het algemeen, werd besloten om een grondige herziening uit te voeren van deze normen betreffende de opdracht bij de ondernemingsraad. Na twee jaar werkzaamheden heeft de Raad van het IBR op 23 februari 2024 de nieuwe norm aangenomen (norm goedgekeurd op 28 februari 2024 door de Hoge Raad voor de Economische Beroepen en op 14 mei 2024 door de Minister die bevoegd is voor Economie (bericht door de Minister die bevoegd is voor Economie, gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 22 mei 2024 (p. 64522)). De nieuwe norm is van toepassing “op de opdrachten van de bedrijfsrevisor bij de ondernemingsraad, uitgevoerd overeenkomstig artikel 15bis van de wet van 20 september 1948 houdende organisatie van het bedrijfsleven en de artikelen 3:83 tot 3:95 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen in alle entiteiten waar een ondernemingsraad werd opgericht, met uitzondering van de gesubsidieerde onderwijsinstellingen”. Deze norm is in werking getreden voor de verslagen uitgebracht over de EFI (economische en financiële informatie) met betrekking tot de boekjaren die beginnen op of na 1 januari 2024. De voormalige normen van 1992/2002 betreffende de opdracht van de bedrijfsrevisor bij de ondernemingsraad worden opgeheven.
Deze nieuwe norm dient samen gelezen te worden met de bijkomende norm (herziene versie 2023, goedgekeurd op 14 mei 2024) bij de in België van toepassing zijnde ISA’s (in het bijzonder de sectie III.6 betreffende de sociale balans).
Om zowel de bedrijfsrevisoren als de sociale partners te ondersteunen bij de opvolging van de ondernemingsraden, hebben het Instituut van de Bedrijfsrevisoren (IBR) en de sociale partners (vertegenwoordigers van het VBO, Unizo, het ABVV, het ACLVB en het ACV) in 2015 een brochure met een reeks praktische tips ontwikkeld die kunnen leiden tot een optimale relatie tussen de ondernemingsraad en de bedrijfsrevisor zodat alle betrokkenen kunnen bijdragen aan een betere werking van de ondernemingsraad en de vergaderingen waarop de EFI wordt behandeld. Deze 24 praktische tips voor de bedrijfsrevisor, het ondernemingshoofd en de werknemersvertegenwoordiger werden geactualiseerd in september 202112(“24 praktische tips voor de bedrijfsrevisor, het ondernemingshoofd en de werknemersvertegenwoordiger”) na langdurig overleg tussen het IBR en de sociale partners. Deze brochure is noch een norm, noch een aanpassing van het toen vigerend regelgevend kader maar kan worden gebruikt als bijkomende toelichting bij een aantal aspecten die door de nieuwe norm worden behandeld. De besprekingen tussen de sociale partners en het IBR die het opstellen van deze bijgewerkte gids mogelijk maakten, waren een nuttig hulpmiddel bij het opstellen van de nieuwe norm.
Er dient te worden opgemerkt dat er met betrekking tot het verslag over vastgestelde inbreuken met betrekking tot de ondernemingsraad en de sociale balans, een verschil in behandeling is naargelang er sprake is van een vennootschap of een vereniging/stichting.
Wat de ondernemingsraad betreft, verwijst de wet van 20 september 1948 (art. 15bis) naar het WVV en anderzijds verwijst het WVV (art. 3:83 tot 3:95 WVV) ernaar. Hieruit kan dus worden afgeleid dat inbreuken met betrekking tot de ondernemingsraad dienen te worden vermeld in het verslag van de commissaris (in de sectie “Andere vermeldingen”13).
Voor inbreuken met betrekking tot de sociale balans is er een andere procedure voorzien.
Wanneer de sociale balans geen deel uitmaakt van de jaarrekening (dit zal het geval zijn voor vennootschappen sinds de hervorming van de jaarrekening in 2016: de sociale balans is nu immers een document dat tegelijk met de jaarrekening moet worden neergelegd krachtens art. 3:12, § 1, 8° WVV, maar dat geen deel uitmaakt meer van de jaarrekening in tegenstelling tot de situatie voor verenigingen en stichtingen) en indien de commissaris vaststelt dat de sociale balans overeenkomstig artikel 3:12, § 1, 8° WVV neer te leggen bij de Nationale Bank van België, zowel qua vorm als qua inhoud alle door dit Wetboek voorgeschreven inlichtingen bevat en geen van materieel belang zijnde inconsistenties bevat ten aanzien van de informatie waarover de commissaris beschikt in het kader van zijn opdracht, dient hij dit aan te geven in de sectie “Vermelding betreffende de sociale balans”. Indien de commissaris kennis heeft van het feit dat de sociale balans onjuiste informatie bevat, of qua vorm of qua inhoud, niet alle door dit Wetboek vereiste informatie bevat, of indien hij de sociale balans niet heeft ontvangen binnen een termijn die hem in staat stelt zijn commissarisverslag uit te brengen, dient de commissaris dit te bespreken met het bestuursorgaan. Indien de situatie niet wordt verholpen, dient de commissaris, in de sectie “Vermelding betreffende de sociale balans”, aan te geven dat de sociale balans niet of niet tijdig werd voorgelegd of dat bepaalde informatie hierin onjuist is of niet qua vorm en/of qua inhoud alle informatie bevat zoals vereist door het WVV. [Als de commissaris het noodzakelijk acht de aandacht van gebruikers te vestigen op één of meerdere punten die, op grond van zijn professionele oordeelsvorming, relevant zijn voor het begrip van de gebruikers van de uitgevoerde werkzaamheden met betrekking tot de sociale balans, dient de commissaris dit te vermelden in deze sectie.14]
Wanneer de sociale balans deel uitmaakt van de jaarrekening (dit zal het geval zijn voor verenigingen en stichtingen: verplichte bekendmaking zolang de entiteit meer dan 20 VTE werknemers in dienst heeft – de sociale balans maakt integraal deel uit van de jaarrekening: bijlage art. 3:161 KB WVV), dient de commissaris deze te controleren zoals alle andere posten in de jaarrekening. Aangezien de inbreuken die zouden worden vastgesteld, inbreuken op het WVV zijn, laat het naleven van de ISA’s de commissaris toe om een algemeen oordeel over het getrouw beeld van de jaarrekening, met inbegrip van de sociale balans, tot uitdrukking te brengen: in geval van een inbreuk zal de commissaris, in voorkomend geval, zijn oordeel aanpassen.
Het belang van de sociale balans en de daarin vervatte gegevens mag niet worden onderschat. De sociale partners, en de vakbonden in het bijzonder, zijn zeer geïnteresseerd in deze gegevens en zeer gehecht aan de kwaliteit ervan (onder andere over de samenstelling van het personeel, de opleiding, enz.)15. Het is nodig dat de bedrijfsrevisor een effectief nazicht van het bestaan ervan uitvoert, en niet louter nagaat of de gegevens afkomstig zijn van het sociaal secretariaat16. Deze gegevens zijn belangrijk als het gaat om de zichtbaarheid van de sociale gegevens.
Ten opzichte van de norm van 1992 (herzien in 2002) blijven de basisprincipes hetzelfde; er is een algemene update gemaakt afhankelijk van de evolutie van de economische context (onder andere het WVV) en feedback (van zowel bedrijfsrevisoren als sociale partners), evenals de huidige presentatie van alle IBR-normen.
Na een inhoudstafel wordt de norm in twee delen gepresenteerd:
De norm eindigt met een reeks modellen:
De belangrijkste wijziging betreft de structuur waarbij voor elk punt de vereisten en toepassingsmodaliteiten zijn opgenomen. Hoewel de wetgevende referentieteksten (wet van 1948, KB van 1973, het Wetboek van vennootschappen omgezet in het WVV) sinds de voormalige norm van 1992 (herzien in 2002) niet zijn gewijzigd, was het noodzakelijk om de normatieve teksten te actualiseren op grond van de ervaring opgebouwd door alle belanghebbenden. De teksten verwijzen naar het huidig wettelijk kader (het WVV, de wet van 7 december 2016 tot organisatie van het beroep van en het publiek toezicht op de bedrijfsrevisoren, de UBO-wetgeving en de uiteindelijke begunstigden, enz.), evenals naar de ISA’s en ISQM’s, een referentiestelsel dat bij de uitvaardiging van de vorige norm nog niet bestond. De structuur van de nieuwe norm is vergelijkbaar met die van alle IBR-normen en bevat enerzijds de vereisten en anderzijds voor elke vereiste, de toepassingsmodaliteiten, evenals een aantal modelverslagen voor de bedrijfsrevisor.
De ontwikkelingen ten opzichte van de voormalige norm omvatten onder meer:
In het algemeen zijn de vereisten en toepassingsmodaliteiten (niet gescheiden in de vorige norm) duidelijk opgesplitst en uitgebreider beschreven.
De ondernemingsraad is een in ondernemingen opgericht forum voor sociaal overleg tussen het ondernemingshoofd en de verkozen werknemersvertegenwoordigers. Dat overleg gebeurt op basis van de uitgewisselde informatie, waaronder de economische en financiële informatie.
Om dit overleg op passende wijze te laten functioneren, is onder meer een uitwisseling van economische en financiële informatie tussen het ondernemingshoofd en de werknemersvertegenwoordiger nodig. Deze informatie (volgens een door de wetgeving opgestelde lijst) moet voldoende relevant, duidelijk en volledig zijn zodat de partners zich een correct oordeel kunnen vormen over de economische en financiële toestand van de onderneming, de geboekte resultaten en de vooruitzichten voor de economische activiteiten, werkgelegenheid en investeringen. Het is ook noodzakelijk dat de informatie begrijpelijk is voor de betrokken partijen, met name de werknemersvertegenwoordigers, en dat zij een goed begrip hebben van de grenzen en doelstellingen van de opdracht van de bedrijfsrevisor. De opdracht van de bedrijfsrevisor is tweeledig: enerzijds een pedagogische opdracht om een goed begrip van de informatie te creëren bij de werknemersvertegenwoordigers binnen de ondernemingsraad en anderzijds het attesteren van deze informatie, het bevorderen van de dialoog en het verhelderen van de complexiteit van de informatie, maar ook het controleren en toelichten van de antwoorden van de werkgever. De bedrijfsrevisor dient toe te zien op de strikte naleving van zijn beroepsgeheim bij het overmaken van de informatie en kan bijgevolg niet alle vragen beantwoorden. Hij kan in geen geval de plaats innemen van het ondernemingshoofd en informatie overmaken die deze laatste niet zou presenteren.
De grootste ontwikkelingen voor de bedrijfsrevisor zijn enerzijds de nieuwe norm van 2024, bijgewerkt naargelang de evolutie van de context, en anderzijds – een niet te verwaarlozen aspect – de gids met “24 praktische tips voor de bedrijfsrevisor, het ondernemingshoofd en de werknemersvertegenwoordiger (versie 2021)” opgesteld onder de auspiciën van het Instituut van de Bedrijfsrevisoren (IBR) in overleg met de sociale gesprekspartners: deze zeer leerzame brochure is bedoeld om de goede werking van de ondernemingsraad te bevorderen en uitwisselingen tussen alle belanghebbenden te vergemakkelijken.
Het is zeker dat de stichting van de Ondernemingsraden, een structuurhervorming van een bijzonder belang is. Ze verwezenlijkt een beslissende stap in de stichting van een nieuw recht van de onderneming dat de nauwe en vruchtbare samenwerking van de machten van arbeid en kapitaal zal toelaten. De juridische grondslag van de hervorming gaat gepaard met een tegelijkertijd technische en psychologische grondslag.
Om de uitvoering van zijn taken op het vlak van financiële en boekhoudkundige gegevens te waarborgen, wordt de ondernemingsraad bijgestaan door de bedrijfsrevisor.
Om deze opdracht bij de ondernemingsraad uit te voeren, dient de bedrijfsrevisor uiteraard alle beroepsnormen en deontologische basisregels na te leven zoals voor elke opdracht.
De bedrijfsrevisor dient bij het overmaken van de informatie toe te zien op de strikte naleving van zijn beroepsgeheim, waardoor hij niet alle vragen kan beantwoorden. Hij kan in geen geval de plaats innemen van het ondernemingshoofd en informatie overmaken die deze laatste niet zou presenteren.
1 Uittreksel uit https://socialsecurity.belgium.be/nl/over-de-sociale-zekerheid/geschiedenis (website FOD Werkgelegenheid en Arbeid).
2 Idem voetnoot 1.
3 https://www.dekamer.be/digidoc/DPS/K3130/K31300368/K31300368.PDF4 De Franse titel van deze wettekst bevatte destijds geen accent op de eerste “e” van “Reviseur”. De toevoeging van het accent dateert in de eerste plaats van de overgang van de gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen (GWHV) naar het Wetboek van vennootschappen (W. Venn.) (wet van 7 mei 1999). De naam van het IBR in het Frans werd echter pas dienovereenkomstig aangepast via het koninklijk besluit van 21/04/2007.
5 Parlementaire handelingen: namiddagvergadering van het Parlement van 24 juni 1947: https://www3.dekamer.be/digidocanha/K0047/K00473308/K00473308.PDF (p. 22 en volgende); en
6 Parlementaire handelingen wetsontwerp 1947-1948 nr. 50: https://www.dekamer.be/digidoc/DPS/K3130/K31300368/K31300368.PDF, o.a. p. 15.
7 Het is een vergissing dat art. 3:87 verwijst naar art. 3:77 tot 3:80: aangezien art. 3:87 is bedoeld als een herformulering van art. 155 van het W. Venn., moet het worden begrepen als verwijzend naar art. 3:83 tot 3:86.
8 CPBW: “Comité voor preventie en bescherming op het werk”.
9 Bron: Website FOD Werkgelegenheid en Arbeid https://werk.belgie.be/nl/themas/sociaal-overleg/overlegorganen-en-procedures-binnen-de-onderneming-or-cpbw-va-ea-18.
11 Normen van 1992 (update 2002): https://www.ibr-ire.be/docs/default-source/nl/Documents/regelgeving-en-publicaties/rechtsleer/normen-en-aanbevelingen/normen/Normen-betreffende-de-opdracht-van-de-bedrijfsrevisor-bij-de-ondernemingsraad.pdf
12 De gids kan worden gedownload op de website van het IBR: https://www.ibr-ire.be/docs/default-source/nl/documents/regelgeving-en-publicaties/publicaties/brochures/algemeen/ibr-ire_24-tips_ned_web_spread.pdf?sfvrsn=457c5bd5_7.
13 Zie de ICCI-publicatie “Het commissarisverslag”, https://www.icci.be/nl/publicaties-en-tools/publicaties/boeken-detail-page/het-commissarisverslag_1, 29 november 2023, p. 57: “2. Naleving van de bepalingen van de statuten en van het WVV” in randnummer 168: “De commissaris moet vermelden of hij kennis heeft gekregen van verrichtingen gedaan of beslissingen genomen met overtreding van de statuten of van de bepalingen van het WVV of van andere wet- en regelgeving die verwijst naar de bepalingen van het WVV. Zo niet, vermeldt hij de vastgestelde niet-naleving, behoudens wanneer deze openbaarmaking aan de vennootschap onverantwoorde schade kan berokkenen, onder meer wanneer de vennootschap de gepaste corrigerende maatregelen heeft getroffen (art. 3:75, § 1, 9° WVV) (art. 144, § 1, 9° W. Venn.).”
14 § 72 en 73 van de bijkomende norm (herziene versie 2023) bij de in België van toepassing zijnde ISA's
15 Standpunt van de auteur
16 § 71/71bis/71ter van de bijkomende norm (herziene versie 2023) bij de in België van toepassing zijnde ISA's
17 De norm “ondernemingsraad” kan worden gedownload op de website van het IBR: https://www.ibr-ire.be/docs/default-source/nl/documents/regelgeving-en-publicaties/rechtsleer/normen-en-aanbevelingen/normen/nrm-ondernemingsraad-goedgekeurd.pdf?sfvrsn=4f81aadb_6