9 juli 2018
***
1. Als antwoord op deze vraag kan het ICCI eerst meedelen dat een AGB een dienst met rechtspersoonlijkheid is die is opgericht door de gemeente en wordt belast met een welbepaalde taak van gemeentelijk belang ([1]). De artikelen 231 tot en met 244 van het Vlaams decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur ([2]) zijn van toepassing op het AGB.
***
2. Indien het AGB wel een statutaire opdracht vervult van commerciële, financiële of industriële aard, dan menen wij dat het AGB in casu een onderneming is overeenkomstig artikel I.5, 1°, c) van Boek III van het Wetboek van economisch recht, dat het volgende stelt:
“[Voor de toepassing van boek III, titel 3, hoofdstuk 2, gelden de volgende definities :
1° onderneming :]
(…)
c) de openbare instellingen die een statutaire opdracht vervullen van commerciële, financiële of industriële aard;”.
Als gevolg van de voormelde kwalificatie als “onderneming”, vindt artikel III.90, § 2 van het Wetboek van economisch recht toepassing, dat stipuleert:
“De ondernemingen die niet zijn onderworpen aan het Wetboek van Vennootschappen en de uitvoeringsbesluiten ervan moeten zich gedragen naar de bepalingen daarvan wat de vorm, de inhoud, de controle en de neerlegging van de jaarrekening en het jaarverslag betreft.
De inhoud en de omvang van hun verplichtingen worden bepaald op basis van dezelfde criteria inzake personeelsbestand, jaaromzet en balanstotaal als degene die gelden voor de ondernemingen onderworpen aan het Wetboek van Vennootschappen.
De jaarrekening van de openbare instellingen bedoeld in artikel I.5, 1°, c, moet worden neergelegd binnen zeven maanden na de afsluitingsdatum van het boekjaar, ook al werd de procedure van toezicht en goedkeuring waaraan zij in voorkomend geval is onderworpen nog niet beëindigd. In dergelijk geval maakt de neergelegde jaarrekening van dit feit uitdrukkelijk melding.
(…).”
Het ICCI is derhalve van oordeel dat, indien het AGB wel een statutaire opdracht vervult van commerciële, financiële of industriële aard, het AGB in casu zich effectief dient te gedragen naar de bepalingen van het Wetboek van vennootschappen wat betreft de vorm, de inhoud, de controle en de neerlegging van de jaarrekening en het jaarverslag van desbetreffende AGB, waarbij de inhoud en de omvang van het verplichtingen worden bepaald op basis van dezelfde criteria inzake personeelsbestand, jaaromzet en balanstotaal als degene die gelden voor de ondernemingen onderworpen aan het Wetboek van vennootschappen.(3)
***
3. Aangezien artikel 100, § 1, 6°/3 van het Wetboek van vennootschappen enkel vereist dat de overheid of één of meer publiekrechtelijke reschtspersonen een controle dient uit te oefenen in de vennootschap opdat een remuneratieverslag zou dienen te worden opgesteld en neergelegd door deze vennootschap, is het ICCI van oordeel dat het AGB die een statutaire opdracht vervult van commerciële, financiële of industriële aard wel degelijk een remuneratieverslag dient op te stellen en deze binnen de dertig dagen nadat de jaarrekening is goedgekeurd en ten laatste zeven maanden na de datum van afsluiting van het boekjaar dient neer te leggen bij de Nationale Bank van België, onafhankelijk van het feit of de inhoud van een dergelijk remuneratieverslag in kwestie al dan niet lijvig zou zijn.
***
4. Bevestiging van dit standpunt kan eveneens worden gevonden in IBR-advies 2018/01 betreffende vennootschappen die gecontroleerd worden door de overheid – Nieuwe verplichting inzake de openbaarmaking van een remuneratieverslag (4), dat op de pagina’s 1 en 2 het volgende stelt
“Deze nieuwe verplichting geldt voor de vennootschappen waarin de overheid (waaronder ook de provincies, de gewesten of de gemeenten) een controle uitoefent zoals gedefinieerd in artikel 5 van het Wetboek van vennootschappen. Worden onder meer beoogd: de intercommunales, de sociale huisvestingmaatschappijen, alsook hun dochter- en kleindochtervennootschappen, of nog de autonome gemeentebedrijven (AGB) die de vorm hebben van een vennootschap. De entiteiten die geen vennootschap in de zin van het Wetboek van vennootschap zijn (bv. vzw’s en de meerderheid van de AGB’s) en de vennootschappen die niet onderworpen zijn aan artikel 100 van het Wetboek van vennootschappen (bv. de kleine CVOA’s) vallen niet onder de nieuwe verplichting.”.
([1]) Cf. https://lokaalbestuur.vlaanderen.be/verzelfstandiging-en-samenwerking/gemeentelijke-verzelfstandiging/autonoom-gemeentebedrijf, alsook de artikelen 231 tot en met 244 van het Vlaams decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur.
(3) Cf. voor een analoog standpunt : ICCI-advies van 29 mei 2015: http://www.icci.be/nl/adviezen/Pages/vlaams-autonoom-gemeentebedrijf-agb-opgericht-zonder-enige-verwijzing-specifieke-rechtsvorm–implicaties.aspx.
______________________________
Disclaimer: Hoewel het Informatiecentrum voor het Bedrijfsrevisoraat (ICCI) met de grootste zorgvuldigheid de ontvangen vragen behandelt en hiervoor beroep doet op personen met de vereiste bekwaamheden, wordt ten aanzien van de antwoorden geen enkele garantie geboden en draagt het geen enkele contractuele en buitencontractuele aansprakelijkheid voor de eventuele schade die zou kunnen voortvloeien uit feitelijke of juridische vergissingen die werden begaan in het kader van de verstrekte antwoorden en informatie. Het antwoord wordt alleen in de taal van de vraagsteller overgenomen. De lezer en in het algemeen de gebruiker van dit antwoord blijft als enige verantwoordelijk voor het gebruik daarvan.